Doe de quiz over paardrijden!

Wat weet jij van paardrijden?

Doe de quiz!

Test jezelf!

Wat weet jij al over paardrijden?

 

Als je op een manege rijdt, leer je misschien wel paardrijden met de ruiteropleiding van de KNHS en de FNRS. Zit die er al goed in bij jou of moet je nog eventjes oefenen? Doe de quiz en je weet het! (Nou vooruit, een beetje!)

 

1 Oké jongens, hoe heet ook alweer die speciale manier waarmee je een paard vastzet aan het halstertouw?

A De paardenworp.

B De veiligheidsknoop.

C De paardenlus.

 

2 Brááf! Je pony heeft het heel goed gedaan in jullie les. Hoe kun je hem het beste belonen?

A Met veel suikerklontjes.

B Door bijvoorbeeld zachtjes op zijn hals te kloppen.

C Met extra krachtvoer, want dat heeft hij wel verdiend!

 

3 Yes! Je mag sneller gaan in de les. In draf en in galop is het paard soms met alle benen los van de grond. Hoe noemen we dit?

A De drafsprong of galopsprong.

B Dit is niet de bedoeling en heeft daarom geen speciale naam.

C Het zweefmoment.

 

4 Wat bedoelen we met lichtrijden op het goede been?

A Bij lichtrijden in draf veer ik omhoog wanneer het buitenvoorbeen naar voren gaat.

B Dat het beter is om alleen licht te rijden als mijn pony regelmatig is.

C Hiermee bedoelen we dat iedereen bij het lichtrijden een voorkeurskant heeft.

 

5 Hoe stuur je je pony naar links?

A Ik doe mijn linkerhand zo ver mogelijk naar links, zodat hij zeker snapt wat ik bedoel.

B Ik breng beide handen naar links en over de manenkam.

C Ik kijk naar links, doe mijn linkerhand iets naar links en beweeg mijn rechterhand een beetje mee.

 

6 Waarom heeft een pony langere haren op en rond zijn neus?

A Die horen bij zijn vacht en hebben geen speciaal doel.

B Met die tastharen kan hij voelen wat er onder zijn neus is, want door zijn lange neus kan hij dat niet zo goed zien.

C Daaraan zie je dat het een hengst of ruin is.

D Alleen sobere rassen hebben die, omdat ze sowieso meer haar hebben.

 

7 Wanneer gebruik je de verlichte zit?

A Als je wilt gaan springen.

B Als je wilt dat de pony zijn rug ontspant.

C A en B zijn allebei goed.

D Geen van deze antwoorden is goed.

 

8 Best wennen hè, met meer ruiters tegelijk in de bak. Hoe zijn de regels ook alweer?

A De combinatie op de linkerhand heeft bij het passeren voorrang en blijft op de hoefslag. Je houdt dus rechts.

B Wie op dezelfde hand een snellere gang rijdt of zijgangen rijdt, heeft altijd voorrang.

C Je geeft elkaar de ruimte bij het passeren en snijdt elkaar niet af.

D A, B en C zijn goed.

 

9 Wat wordt bij voltige bedoeld met ‘de plank’?

A Dat is een verend hulpmiddel om op het paard te komen.

B Het voltigepaard wordt hier overheen geleid om zijn galop te verbeteren.

C Dit is een oefening voor voltigeurs, met een gestrekt lichaam en licht gebogen armen.

D Hiermee wordt bedoeld dat je heel stijf wordt als je het eng vindt.

 

10 Wat bedoelen deze ruiters met een snaffle bij het westernrijden?

A Dat is het Engelse woord voor snuit.

B Daarmee bedoelen ze de trens in een westernhoofdstel.

C Dit is een grappig woord voor als je er aan de zijkant af rolt.

D Hiermee doelen ze op een oefening, net als spin en sliding stop.

 

Antwoorden

Hoe ging het? Weet je alle goede antwoorden? Check ze hier! Ennehhh... niet stiekem tussendoor spieken hè?