Hoefverzorging

Een goede hoefverzorging is heel belangrijk. Erfelijke factoren, de juiste bodem en de mate van beweging spelen een belangrijke rol bij de verdere ontwikkeling van de hoef en de stand van het onderbeen. Ook regelmatige controle en eventuele behandeling, zoals bekappen, zijn voorwaarden voor een paardenleven lang gezonde hoeven. 

Hoe de hoeven functioneren is mede afhankelijk van de hoeveelheid beweging. Beweging stimuleert immers de doorbloeding. Maar hoeven hebben ook veel vocht nodig. Laat je paard vooral af en toe in een natte weide, buitenbak of paddock lopen, want dit maakt de hoeven veerkrachtig en helpt ze hun natuurlijke glans te behouden. Na het rijden kun je de hoeven natuurlijk ook afspoelen, maar dit helpt minder goed. Je moet dan ook opletten dat de kootholte niet te lang nat blijft in verband met mok! Droog de kootholtes dan dus steeds af met een handdoek.

Wel of niet invetten?
Het invetten van de hoef is niet goed voor de kwaliteit van de paardenvoet. Het vet of de olie verhindert de opname van water en droogt de hoeven juist uit. Invetten heeft alleen zin als het paard minstens twintig minuten op een drassige bodem heeft gelopen. Dan is het water voldoende in de hoef opgenomen en kan het vet voorkomen dat het vocht te snel uit de hoeven verdampt. Het kan geen kwaad de hoeven in te vetten als je naar een wedstrijd of keuring gaat, maar doe het niet vaker dan eens in de twee weken. Ringen en groeven verraden ziekten en onregelmatigheden in het voedingspatroon van het afgelopen jaar. Een gezonde, gave hoef is dan ook het visitekaartje van de verzorger.

Hoeven uitkrabben
Het is de taak van de paardeneigenaar of -verzorger om de hoeven dagelijks uit te krabben en ze nauwkeurig te controleren op vuil en steentjes. Krab de hoeven niet te ruw uit, want op die manier haal je iedere keer wat hoorn van de hoefzool waardoor de zool steeds gevoeliger wordt.

Hoefbeslag
Hoefbeslag wordt meestal toegepast om de draagrand te beschermen tegen afslijten, brokkelen en scheuren en om een goede gang en stand mogelijk te maken. Tegenwoordig kunnen correcties worden gemaakt. Inmiddels weten we dat hoefbeslag ook nadelen heeft. Het belemmert in beperkte mate het hoefmechanisme. De hoefnagels beschadigen de hoornwand en de hoef droogt gemakkelijker uit. Het hoefijzer vermindert de natuurlijke schokbreking. Paarden met hoefijzers (en zonder stiften of kalkoenen) glijden eerder uit, zeker op gladde oppervlakken en gras. Doordat er steeds in de voorste hoefhelft genageld wordt, slijt de draagrand in het toongedeelte nauwelijks en in het verzenengedeelte juist wel. Hierdoor verandert na enkele weken de hoefvorm en dus ook de stand van de hoef. Weeg de voor- en nadelen goed tegen elkaar af en gebruik liever geen hoefbeslag als het niet noodzakelijk is. Bij normaal gebruik op zachte bodem is hoefbeslag achter bijvoorbeeld niet nodig. Het paard moet sowieso één keer in de zes tot acht weken beslagen of bekapt worden, afhankelijk van de snelheid van de hoorngroei en aan de slijtage van het beslag.